Dopen betekent: onderdompelen. Een kind wordt geboren in een gezin, een kleine gemeenschap van zichzelf, maar daarmee wordt het ook ondergedompeld in die grotere samenleving waar het gezin deel van uitmaakt. En als dat gezin ook deel uitmaakt van de kerk, de geloofsgemeenschap, dan wordt het kindje ook in die gemeenschap ondergedompeld, en dat krijgt gestalte in de ceremonie van de doop. Vroeger, in de begintijd werden dopelingen ook letterlijk ondergedompeld in het water. Zo is ook Jezus gedoopt door Johannes. Kopje onder in de Jordaan. Nu is het doopsel van Johannes toch anders dan ons doopsel. Voor Johannes was het een teken van bekering, het afwassen van de zonden. Eigenlijk is het heel vreemd dat Jezus zich laat dopen door Johannes, zeker als je bedenkt dat dat een doopsel van bekering was. Wat hij de eerste dertig jaar van zijn leven gedaan heeft, weten we niet, maar we mogen toch wel veronderstellen dat hij als een goed mens geleefd heeft en dat hij dat symbool van afwassen van het kwaad, van de zonde, dat teken van bekering persoonlijk niet nodig had. Jezus’ doop wordt dan ook gezien als een soort verklaring: ik hoor bij deze mensen, die het goede willen, ik voel met hen allen verbonden, met hen en voor hen wil ik nu mijn zending gaan uitvoeren. En zo gezien is Jezus’ doop ook heel uitdrukkelijk een gemeenschapsgebeuren. En dat is het ook bij elke volwassene en elk kind dat in zijn naam gedoopt wordt. Zo worden dit weekend Fleur en Hanne gedoopt tijdens de viering in de Petrus kerk. Een feestelijk gebeuren in een bijzondere tijd.
Pastoor John van de Laar.