‘Wie in Mij gelooft zal ook zelf de werken doen die Ik doe.’
In die woorden van Jezus ligt de kern van het christendom. Christen zijn is niets anders dan doen wat Jezus gedaan heeft. Uit zijn antwoord aan de leerlingen van Johannes de Doper weten we wat dat inhoudt. Hij zegt: ‘Blinden zien en lammen lopen, melaatsen genezen en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd.’ Dat zijn dus de werken die Jezus doet: er altijd zijn voor zijn medemensen, wie of wat ze ook zijn, en in welke situatie ze zich ook bevinden.
Toen ik die woorden van Jezus las en herlas, dacht ik aan pater Damiaan. Misschien dacht ik ook aan hem omdat het vandaag 10 mei is, en dat is de feestdag van de heilige pater Damiaan. Waarom 10 mei? Omdat hij in 1873 op die datum op Molokai aankwam, dat door een steile rotswand afgesneden was van de rest van het eiland.
Op dat kale stukje land probeerden honderden melaatsen in mensonwaardige omstandigheden te overleven. Van Hawaï waren ze daar naartoe verbannen en aan hun lot overgelaten.
Melaatsheid zou je kunnen zien als de coronaziekte van die tijd. Ze trof dus wereldwijd, maar toch vooral in Azië en Afrika, miljoenen mensen die overal op dezelfde manier werden behandeld als de melaatsen van Hawaï, en dat was niet anders in de tijd van Jezus: ze werden dus uitgestoten, verbannen, ze mochten niet onder de mensen komen, zeker niets en niemand aanraken. Maar pater Damiaan deed juist hetzelfde als Jezus: hij trok zich van die wetten niets aan, behandelde de melaatsen als mensen en zorgde voor hen – zoals er nu bij ons en in de meeste andere landen voor coronazieken gezorgd wordt.
Pater Damiaan werd zelf melaats, maar hij bleef doorwerken alsof er niets aan de hand was, tot aan zijn dood in 1889.