Preek van paus Franciscus op de Werelddag van de Armen
Wat kunnen wij met de kerstdagen aan anderen geven? Die vraag stelde paus Franciscus in zijn preek bij gelegenheid van de Werelddag voor de Armen, zondag 15 november. “De kerstperiode komt eraan, de feestdagen. Hoe vaak horen we mensen zeggen: ‘Wat kan ik kopen? Wat heb ik nog meer nodig? Ik moet gaan winkelen.’ Laten we het anders zeggen: ‘Wat kan ik anderen geven?’, om zo als Jezus te zijn, die zichzelf gaf en geboren werd in een kribbe.”
De paus baseerde zijn preek op het evangelie over de talenten (Matteüs 25, 14-30). Ieder van ons, zei hij, bezit “een grote rijkdom die niet afhangt van wat we hebben, maar van wat we zijn: het leven dat we hebben ontvangen, het goede in ons, de onuitwisbare schoonheid die God ons heeft gegeven door ons naar zijn beeld te maken… Al deze dingen maken ieder van ons kostbaar in zijn ogen, ieder van ons is onbetaalbaar en uniek in de geschiedenis! Zo kijkt God naar ons, zo voelt God zich tegenover ons.” “Dit moeten we goed onthouden. Maar al te vaak, als we naar ons leven kijken, zien we alleen de dingen die we niet hebben en klagen we over wat we missen. We geven dan toe aan de verleiding om te zeggen: ‘Had ik maar…!’ Had ik maar die baan, dat huis, geld en succes, als ik dit of dat probleem maar niet had en betere mensen om mij heen!’” Als en had ik maar “Maar die illusoire woorden – ‘als’ en ‘had ik maar’ – verhinderen dat we al het goede om ons heen zien. Ze doen ons de talenten vergeten die we bezitten. (…) Toch gaf God ons die talenten, omdat Hij ieder van ons en onze capaciteiten kent. Hij vertrouwt ons, ondanks onze zwakheden. God vertrouwt zelfs de knecht die zijn talent zal begraven, in de hoop dat ook hij, ondanks zijn angsten, goed zal gebruiken wat hij heeft ontvangen. Kortom, de Heer vraagt ons om het beste uit het huidige moment te halen, niet verlangend naar het verleden, maar ijverig te wachten op zijn terugkeer.” “Dit brengt ons bij de kern van de gelijkenis: het dienstwerk van de knechten. Dienstbaarheid is ook onze taak; het doet onze talenten vruchten afwerpen en geeft betekenis aan ons leven. Zij die niet leven om te dienen, dienen voor weinig in dit leven. Daar moeten we eens goed over nadenken.” “Maar over wat voor dienstbaarheid gaat het? In het evangelie zijn goede knechten degenen die risico’s nemen. Ze zijn niet angstig of overbezorgd, ze klampen zich niet vast aan wat ze hebben, maar proberen het goed te gebruiken. Want als goedheid niet wordt geïnvesteerd, gaat die verloren. De grootsheid van ons leven wordt niet gemeten door hoeveel we besparen, maar door de vrucht die we dragen. Hoeveel mensen besteden hun leven aan het opstapelen van bezit, maken zich alleen zorgen over het goede leven en niet over het goede dat ze kunnen doen?” Geschenken zijn voor anderen “De reden dat we gaven hebben gekregen is dat we geschenken kunnen zijn voor anderen. En hier, broeders en zusters, moeten we onszelf de vraag stellen: volg ik alleen mijn eigen behoeften, of ben ik in staat om te kijken naar de behoeften van anderen, naar wie in nood is? Zijn mijn handen open, of zijn ze gesloten?” “Hoe dienen we dan, zoals God ons wil laten dienen? De meester vertelt de luie knecht: ‘Je had mijn geld bij de bankiers moeten uitzetten, dan zou ik bij mijn komst mijn bezit met rente teruggekregen hebben’ (Matteüs 25, 27). Wie zijn de ‘bankiers’ die ons kunnen voorzien van lange termijn rente? Dat zijn de armen. Vergeet niet: de armen zijn in het hart van het evangelie; we kunnen het evangelie niet begrijpen zonder de armen. De armen zijn als Jezus zelf, die zich, hoewel rijk, leegmaakte, arm maakte en zelfs de zonde op zich nam: de ergste vorm van armoede. De armen garanderen ons een eeuwig inkomen. Zelfs nu helpen ze ons rijk te worden in de liefde. Want de ergste vorm van armoede die bestreden moet worden is onze armoede van de liefde.” |