Interview met diaken Pieter Raaijmakers. door Marianne du Maine.
Pieter Raaijmakers is al twintig jaar verbonden aan de St. Petrusparochie. Hij is ruim dertig jaar getrouwd met Rieky Nuijen, woont op het Oventje in Zeeland en samen hebben ze vier kinderen: drie dochters en een zoon.
Wat betekent voor jou het vaderschap?
Het heeft even geduurd eer Pieter een gezin wilde stichten. Maar toen hij eenmaal ‘om’ was wilde hij graag een groot gezin. Hij geniet daar enorm van en kan zich nu geen leven meer voorstellen zonder kinderen. “Ik vind het geweldig! Je hebt natuurlijk wel je zorgen, maar als ik zo om mij heen kijk, dan hebben we niets te klagen”.
Wat betekent het voor je kinderen om een vader te hebben die diaken is?
‘Volgens mij zijn zij daar achter de schermen best een beetje trots op’, reageert Pieter. Maar ze zullen dat niet zo naar buiten toe laten merken. Op mijn vraag of er in het gezin wel eens over het geloof wordt gediscussieerd zegt hij: “Ach discussie dat valt wel mee, maar wel hebben we zo af en toe eens een goed gesprek over het geloof”.
Heeft je opvoeding en jeugd een invloed gehad op de keuze om te gaan studeren voor diaken?
“Daar moet ik natuurlijk ‘ja’ op zeggen, want opvoeding heeft op iedere mens een grote invloed. Mijn moeder was een gelovige vrouw die ons ook van harte mee nam in dat geloof”. In het begin vond Pieter het nog wel interessant om met de grote mensen mee naar de kerk te mogen, maar later kreeg hij een hekel aan die terugkerende plicht waarvan hij het nut betwijfelde. Sommige Bijbelverhalen riepen onoverkomelijke vragen bij hem op en daarmee kon hij helaas niet bij zijn moeder terecht. Die kwam met haar antwoord niet veel verder dan: “Ja, jongen dat is nou een mysterie, daar moet je in geloven”. Dat ging er destijds bij Pieter niet in en eenmaal op kamers wonend hield hij het kerkbezoek voor gezien.
Maar het zoeken naar de zin van het leven hield hem des te meer bezig en dat bracht hem ertoe om als psychiatrisch verpleegkundige, een antwoord te zoeken. “Hoe gaan ze met mensen om die de weg in het leven kwijt zijn?”: was zijn vraag. Maar al heel snel had hij gezien dat de psychiatrie hem niet zoveel verder zou helpen. In de therapie kwam het zingevingsvraagstuk nauwelijks aan de orde. Het ging veel meer over toediening van de juiste medicijnen. Op een bepaald moment is hem gevraagd om bij drank -en drugsverslaafden te gaan werken. Dit vond Pieter aanvankelijk heel boeiend, hij heeft dat werk meer dan tien jaar gedaan, maar hij stelde ten slotte ook daar steeds meer vragen bij de therapie, mede omdat zoveel uitbehandelde mensen toch weer terugvielen in hun verslaving.
Hij werd alsmaar kritischer ten opzichte van zijn eigen werk en dat werd tenslotte onhoudbaar. Kennelijk was het tijd voor een volgende stap in zijn leven.
‘Wie heeft er iets gedaan voor de mensheid zonder er zelf beter van te worden?”
Die vraag bracht Pieter terug op het spoor van het geloof. Zijn zus speelde daarbij een belangrijke rol, maar vooral Rieky, met wie hij toen verkering had. Zij wilde in de kerk trouwen maar Pieter kon daar niet achter staan. Rieky hield voet bij stuk; – trouwen of niks-, en dat noopte Pieter tot verder onderzoek. Hij wilde niet voor de schijn gaan trouwen, hij moest er wel echt achter kunnen staan. Met die geloofsvragen kwam hij bij zijn zus in Bergeijk terecht, die leefde in een leefgemeenschap op christelijke basis (Gemeenschap de Hooge Berkt). De abstracte Jezus van vroeger, kwam nu dichterbij hem te staan. Pieter leerde Hem kennen vanuit zijn joodse wortels, meer als mens ook.
God werd toen voor hem pas echt interessant en zijn geloofsopvoeding van vroeger kwam daarbij nu goed van pas. Gaandeweg ontdekte Pieter dat Jezus eigenlijk de meest betrouwbare mens op aarde is omdat Hij alles gedaan heeft zonder er zelf beter van te worden.
“Jezus heeft alles gedaan zonder er zelf beter van te worden”.
Je bent nu 21 jaar diaken. Heeft het tot nu toe gebracht wat je er van verwacht had?
Pieter nuanceert zijn eerste ‘nee’, als hij zich realiseert dat dat toch wel te absoluut klinkt. “Kijk, in mijn puber/jongvolwassentijd heb ik ernstige vragen gehad bij sommige pastoors die, voor mijn gevoel, de mis als een automatisch riedeltje leken “af te werken”. In Bergeijk ervaarde ik dat er, vaak met eigen woorden, meer overtuigd en vanuit het hart gebeden werd. Gebeden ook, die meer gekoppeld leken aan het dagelijks leven. “Ik dacht (misschien wat overmoedig) dat ik die taal vanuit de samenhang van geloof en leven misschien beter sprak en daarmee de mensen beter zou kunnen bereiken. Maar tot nu toe is daar –meetbaar- niet veel van terecht gekomen”.
Als ik vraag wat hij bedoelt met ‘meetbaar’, antwoord Pieter dat hij niet één mens kan aanwijzen die door zijn bemiddeling tot het geloof is gekomen. “Ik heb enig vertrouwen dat wat ik doe niet voor niets is, maar meetbaar is het niet. Meetbaar wordt de kerk steeds maar leger en de koppetjes alleen maar grijzer. En dat had ik anders ingeschat, toen ik begon, of anders gehoopt op zijn minst! Ik vind het uitdoven van de betekenis van de Kerk in de samenleving wel zorgelijk. Ik merk bijvoorbeeld dat ik vroeger bij verjaardagen of feestjes wel eens over het geloof werd aangesproken, of ook regelmatig aangevallen, maar nu laat het de meesten onverschillig. En die volslagen onverschilligheid vind ik nog akeliger dan discussie!”
Veel mensen hebben zich afgewend van Kerk en geloof. Wat zou je hun willen zeggen?
“Ik zou willen dat wij als kerk en geloofsgemeenschap meer een voorbeeld konden zijn. Dat we niet zoveel hoefden te zeggen. Praten is niet zo moeilijk eigenlijk, maar doen! En een gemeenschap vormen die iets uitstraalt waar mensen bij willen horen!?”
Men ziet wel de ceremonie op het altaar en niet wat de kerk daarnaast nog meer doet. Dat kan de buitenstaander ook wel eens tegenstaan.
“Die ceremonie en dat heilige moet ook, daar is helemaal niets mis mee, maar het is en/en. Het lijkt nu of de liturgie het enige is waar de kerk zich druk om maakt. Kerk-zijn als gemeenschap blijft onderbelicht; dat je elkaar ziet staan, elkaar sterkt en helpt als het moet. Simpele dingen, iemand met de auto naar de kerk brengen, samen na de H. Mis koffie drinken, gewoon christelijk met elkaar omgaan”.
Onlangs was je mee op pelgrimsreis naar Rome. Was er een specifiek moment wat je niet had willen missen?
‘Het slotlied bij de zendingsviering. Dat klonk zo stevig en overweldigend. We zaten met ongeveer 1500 mensen in de St. Jan van Latheranen: (zingt zachtjes:) “Wij hebben voor u gebeden dat uw geloof niet bezwijkt…… En dat werd in de kerk zo massaal en intens gezongen dat zelfs de toeristen die daar nietsvermoedend rondliepen zich ineens leken af te vragen; “Wat is hier aan de hand?”
Hoe stel je de toekomst van onze parochie voor?
Pieter vindt het vervelend om te moeten zeggen, maar in zijn realisme voorziet hij nog een behoorlijke krimp. “De komende generatie krijgen we in deze tijd niet mee en daar lijkt deze, dan wel gene sacramentenvoorbereiding niet bij te helpen. Als ouders en voorbereiders er niet met hun eigen leven van getuigen dat ze de ontmoeting met Christus in de Eucharistie belangrijk vinden, dan krijg je het ook niet overgebracht op een volgende generatie. Je kunt qua kerkopbouw volgens mij alleen rekenen op die mensen die gewoon zondags naar de kerk komen als ze enigszins kunnen. Maar hoe je die klik bewerkt, hoe je dat verlangen aansteekt? Ik zou het niet weten. Belangrijk is in elk geval dat wij met die kleine kerngroep iets waarachtigs blijven doen en dan hopen dat we daar anderen nieuwsgierig naar maken”.
Uiteindelijk is het trouwens niet alleen mijn zaak…., of onze zaak…., het is ook Gods zaak.
Samen gaan we verder.